Taalmaatjes: 2 jonge vrouwen
Taalniveau: A1-A2
Doel: Hen helpen om de taal te begrijpen en gebruiken, op weg naar het staatsexamen.
Materialen: De eigen liefde voor taal, de bosatlas, een gedichtenbundel en hun schoolboeken.
De taalcoach schrijft: "Taal was altijd mijn hobby. Op het gymnasium ontstond dat. Ik koos de alpha-kant. Wilde echter toch een bèta-vak doen (medicijnen). Met enige moeite lukte dat. De taaldrive bleef echter. Het helpen van mensen werd een centraal thema in mijn werk als huisarts. Nu ik met pensioen ben kan ik e.e.a. combineren. Ik heb bewondering voor de energieke manier waarop veel vluchtelingen hun nieuwe omgeving tegemoet treden en wil ze daar graag een handje bij helpen. De underdog heeft bij mij altijd snel een streepje voor."
Hij is enkele jaren geleden als taalcoach begonnen. Hij heeft intussen met verschillende personen de taal geoefend. Op dit moment ontmoet hij wekelijks 2 meiden uit Syrië.
Het coachen van de 2 zussen bevalt hem ontzettend goed. Met zijn drieën voelen ze zich erg op hun gemak. Er is een open sfeer en de meiden voelen zich vrij om allerlei vragen te stellen. Op school is dat helaas anders. Ze motiveren en stimuleren elkaar. De een heeft meer gevoel voor taal dan de ander. De waarde van het groepje is juist dat de een dan de ander weer kan helpen door iets uit te leggen in de eigen taal. Dat is zowel nuttig voor degene die geholpen wordt als degene die iets uitleggen moet.
Beide meiden spreken nog andere talen behalve Arabisch: Frans, Engels en een beetje Spaans. Dat geeft hen meerdere ingangen bij het uitleggen en begrijpen van het Nederlands. Soms gebruiken ze een vertaal app. Deze dingen dragen bij aan de kwaliteit van de gesprekken.
De nadruk van de lessen ligt op het praten met en luisteren naar elkaar. De diversiteit van hun gesprekken is groot. De ene keer draagt hij zelf een onderwerp aan. Een andere keer ontstaat er een gesprek naar aanleiding van iets dat ze samen lezen of komen er vragen vanuit henzelf dat aanleiding geeft tot een dieper gesprek.
Zo kwamen zij in het begin met veel medische vragen. Er was een duidelijke behoefte aan inzicht in het zorgstelsel in Nederland. Ook wilden zij het vakjargon goed begrijpen. Na enige tijd werd de reden hiervoor duidelijk. Er was een medische situatie in hun gezin. Zij kwamen daardoor vaak in contact met verschillende disciplines en wilden de informatie die hen werd aangereikt goed doorgronden. Uiteraard hebben zij hier samen de tijd voor genomen.
Een keer wilde hij een mooi gedicht delen dat hij in een dagboek gelezen had. Dat sprak hen erg aan. Het bleek dat zij een liefde voor poëzie deelden. Ondanks de soms wat complexe taal besloten zij vaker een gedicht samen te lezen. Ze lezen het gedicht dan aan elkaar voor, bespreken de woorden die erin voorkomen en de betekenis van de tekst. Soms leidt dat tot een heel gesprek over een bepaald thema. Zo lazen zij bijvoorbeeld een gedicht over een kuikentje dat niet wist of het een eend, een zwaan of een gans was. Er ontstond een gesprek over verschillen die er zijn tussen deze vogels in uiterlijk, geluid en gewoonten. Ze bespraken de veelvoorkomende vogels in deze regio. Alsmede de vraag 'Wie ben ik?'.
Het voorlezen oefent een aantal dingen: de uitspraak, luistervaardigheid, snelheid en ritme van de taal. Ze wisselen daarmee steeds van rol zodat iedereen oefent met zowel luisteren als voorlezen.
Hun schoolboeken geven soms ook aanleiding om over een bepaald onderwerp van gedachten te wisselen. Zo ontstond een gesprek over het beroep van makelaar. Wat doen ze, welke vaardigheden heb je als makelaar nodig. De meiden zijn zelf nog aan het nadenken over de richting waarin zij willen gaan studeren en wat ze willen gaan doen later. Het bespreken van verschillende beroepen is dat heel relevant.
Een ander boek dat zij er regelmatig bijpakken is de Bosatlas. Dan kijken ze bijvoorbeeld naar de kaart van Nederland of Syrië en bespreken ze wie buurlanden zijn. Welk land ligt ten oosten van ons? Welke land ten westen?
Ze hebben ook gesprekken over Syrië. Hoe is het om daar te leven. Wat voor cultuur hebben ze. Welk geloof. Ze bespreken welke dingen ze leuk of vervelend vinden. Wat ze zien als uitdaging en hoe ze daarmee omgaan.
Hij neemt ook ruimte voor het bespreken van grammaticale zaken. Hij kiest bijvoorbeeld een aantal werkwoorden, die ze vervolgens om de beurt vervoegen: 'Ik loop, Ik liep, Ik heb gelopen', 'Jij loopt, Jij liep, Jij hebt gelopen' enzovoorts. Ze oefenen in het verschil met sterke en zwakke werkwoorden of met het toepassen van het kofschip. De meiden zijn ontzettend blij met het inoefenen van de taalregels. En hij verluchtigt het geheel met anekdotes en leuke wetenswaardigheden als een woord met 2 betekenissen. "De pony draagt mij en ik draag een pony". Er zit ook humor in de taal.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten