Een van de leukste manieren om taal leren leuk te maken is: het spelen van een taal spelletje. Er zijn er veel die geen of slechts een beetje voorbereiding vergen. Denk aan spellen als Memory, Wie-Wat-Waar-Waarom, Wie of Wat ben ik, Ik ga op reis en neem mee, Associatie en nog meer.
Voor een lijst met meer dan 20 leuke taal spelletjes, klik hier.
Maar behalve spelletjes, zijn er nog andere werkvormen die je kunt inzetten om taal te herhalen op een net iets andere manier.
Woordparachute
Dit is goed te gebruiken bij hierarchische relaties zoals eten (ontbijt, lunch, avondeten, snack), familie (kinderen, ouders, broers, zussen), vervoer (bus, auto, trein, fiets).
Woordtrap
Dit is goed te gebruiken bij ontwikkelingen zoals ochtend, middag, avond, nacht. Of te vroeg, op tijd, te laat. Of koud, lauw, warm, heet. Of kort, korter, kortst.
Woordkast
Dit is goed te gebruiken bij tegenstellingen. Groot-Klein, Zacht-Hard, Jong-Oud, Mooi-Lelijk, Nat-Droog, Werken-Rusten.
Woordspin
Dit is voor alle woorden die niet passen in bovenstaande modellen. Je zet het woord in het midden en daaromheen zet je alle woorden die je erbij denkt. Het gaat om associaties.
Schrijf een onderwerp op. Moedig je taalmaatje aan om zoveel mogelijk woorden te bedenken die iets te maken hebben met dat onderwerp.
Goed voor de herhaling van woordenschat, helpt je taalmaatje om verbanden te leggen tussen verschillende woorden, maar is vooral heel bemoedigend voor je taalmaatje om te ontdekken hoeveel woorden hij/zij al kent.
Kijk eens in de schoolboeken van je taalmaatje en schrijf een aantal woorden op. Liefst woorden die je taalmaatje een beetje moeilijk vindt om te onthouden. Kies de beste vorm: woordparachute, woordtrap, woordkast of woordspin en vul deze samen in. Je taalmaatje kan deze op de keukenkast hangen of ergens anders waar ze het regelmatig ziet. Zodoende wordt het woord makkelijker te onthouden.
Download hier een leeg A4 (pdf) om mee te werken.
Zeg een zin en laat je taalmaatje tellen hoeveel woorden je uitspreekt.
Je taalmaatje leert onderscheid te maken tussen woorden, waardoor hij/zij de woorden beter herkent en dus beter begrijpt wat er gezegd wordt.
Tip: Tel met je vingers of zet streepjes met een potlood.
Nazeggen
Dit idee komt van 'Het begint met Taal'.
Jij zegt een zin, je taalmaatje zegt deze na. Wanneer wij praten zeggen wij dingen op een bepaalde manier en met een bepaalde snelheid. Door je taalmaatje jou na te laten zeggen, oefent je taalmaatje met vloeiend spreken. Ze went hierdoor aan het ritme en de melodie van onze taal.
Tip: Vloeiend is belangrijker dan snel. In het begin kun je het beste iets langzamer praten dan je normaal zou doen.
Klemtoon klap
Woorden met meer dan 1 lettergreep hebben altijd een klemtoon. Bijvoorbeeld 'adres' (klemtoon op 'dres'), 'verkeer' (klemtoon op 'keer'), woonkamer (klemtoon op 'woon') enz.
Spreek een woord uit. Zeg het daarna nogmaals en laat je taalmaatje met haar hand op de tafel klappen bij de klemtoon.
Voordoen of Aanwijzen
Hier gaat het om taal verbinden met actie. Door woorden met beweging te verbinden worden ze beter onthouden. Hoe meer zintuigen je gebruikt, hoe beter de kennis beklijft. De theorie achter deze oefening heet TPR. Lees hier meer over.
1. Luisteren: Geef een opdracht en doe deze tegelijkertijd voor. Je taalmaatje luistert alleen. Hiermee oefent hij zijn luistervaardigheid. (*) Bijv. Ik loop naar de deur.
2. Begrijpen: Geef nu de opdracht aan je taalmaatje. Laat hem het een aantal keer uitvoeren. Niet praten, alleen uitvoeren. Bijv. Jij zegt 'Loop naar de deur'. Je taalmaatje moet nu naar de deur lopen.
3. Uitbreiden: Als je een aantal opdrachten geoefend hebt, kun je opdrachten gaan combineren of erop voortborduren. Dus 'In de tas' en 'Op het boek' kunnen 'Op de tas' of 'In het boek' worden. En 'Loop naar de muur' wordt uitgebreid met 'Loop naar de deur' en 'Loop naar de tafel'.
4. Gebruik altijd concrete spullen. Iets wat je kunt pakken of zien. Lukt dat niet, gebruik dan foto's.
(*) Als je taalmaatje toch de opdrachten herhaalt, moedig het niet aan, rem het niet af, corrigeer hun uitspraak niet. Herhaal de opdracht gewoon nogmaals correct. Dat is alles.
Mini spreekbeurt
Dit idee komt van 'Het begint met Taal'.
Kies een onderwerp. Brainstorm eerst woorden die bij dat onderwerp horen met je taalmaatje. Kijk eerst welke woorden je taalmaatje zelf kent en aandraagt. Als dit er te weinig zijn kun je daar een paar (niet meer dan 3) aan toevoegen. Schrijf de woorden op. Vraag je taalmaatje om daarna een kort verhaaltje te vertellen waarin alle woorden gebruikt worden. Dat hoeft niet perfect. Je taalmaatje oefent hiermee het actief gebruiken van woorden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten