- Schakel niet te snel over op een andere taal.
- Spreek langzaam en articuleer goed. Het voelt tegennatuurlijk om zo langzaam te praten, maar voor iemand die de taal net leert, is dat toch heel prettig. Het klinkt al snel als gebrabbel waaruit je misschien 1 of 2 woorden herkent wanneer je op een gewone tempo spreekt. Tip: doe zelf eens een luistertest in een andere taal. Laat iemand een eenvoudige (maar relatief lange) zin intypen in Google translate (zonder dat jij weet wat die zin is) in bijv. Frans. Laat diegene het dan aan je terugspelen (zonder dat je de woorden kunt lezen).
- Gebruik gebaren die je uitleg ondersteunen.
- Gebruik eenvoudige woorden en synoniemen.
- Vermijd dialectwoorden.
- Herhaal. Leg iets uit in andere woorden.
- Geef de anderstalige de tijd om even te zoeken naar zijn of haar woorden.
- Geef de Nederlandse vertaling van woorden die de anderstalige in een andere taal zegt. (Bijv. 'Kan ik hier sacs poubelie kopen?' 'Welke vuilniszakken heb je nodig? Blauwe, groene of bruine?')
- Wijs voorwerpen waarover je spreekt aan.
- Zeg niet dat iets fout is, maar corrigeer op een positieve manier. (Bijv. 'Ik begin in 27 januari.' - 'Ah, op 27 janaruri kun je dus beginnen.')
- Niet iedereen wil over zijn vlucht praten, waarom hij gevlucht is of hoe. Laat ze hier zelf mee komen, vraag er niet naar.
- Handige hulpmiddelen als je geen gemeenschappelijke taal hebt zijn: Google Translate en Google Afbeeldingen.
- Doe dingen met je taalmaatje die je zelf ook leuk vindt om te doen. Houd je van koken, ga samen koken. Houd je van sporten, ga samen eens wandelen of fietsen. Houd je van winkelen, neem je maatje mee. Vraag ook wat je taalmaatje leuk vindt om te doen.
- Interesseer je voor je taalmaatje.
Andere taalcoaches