Richtlijn dus voor het nabespreken:
- Begin met een bemoediging, een compliment. Dit is heel belangrijk want het is heel spannend voor iemand om zich schriftelijk te laten zien. Zij stellen zich daarmee heel kwetsbaar op.
- Vraag 'Hoe ging het', 'Waar twijfel je over?', 'Ben je tevreden? Staat er wat je wilt zeggen?' Dan behandel je die aspecten waar ze, voor hun gevoel, het meest tegenaan lopen.
- Kies 1 taalaspect waar je verder op door gaat. Alle andere fouten negeer je. Slechts over dat ene taalaspect ga je samen praten en oefenen. Kies daarom het liefst iets waar je het meest van leert.
Let bijv. op hoofdletters en punten; op de zinsbouw, grammatica, handschrift, leestekens, inhoud en opbouw, spelling.
Oefen dan nog extra met soortgelijke woorden / zinnen.
- Gebruik rijmwoorden. Bijv. Lopen, Hopen, Dopen, Slopen, Kropen, Tropen, Zopen.
- Gebruik soortgelijke zinnen. Bijv. 'Ik vind krant schrijven is leuk' -> 'Ik vind krant schrijven leuk' of 'Krant schrijven is leuk' -> 'Ik vind .... leuk' en '... is leuk' rijtjes.
- Bied spelling op verschillende manieren aan:
- Laat je taalmaatje woorden waarop die spellingsregel van toepassing is zoeken in een tekst (tijdschrift, krant, internet artikel, boek, eigen tekst).
- Of laat je taalmaatje het woord in de lucht schrijven, overtrekken of naschrijven.
- Of benadruk de letterklanken en lettergrepen van een woord.
Kijk goed welke werkvorm het beste aansluit bij je taalmaatje - is je taalmaatje visueel, motorisch of auditief ingesteld?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten