Woord voor Woord - woordenschat aanleren met TPR methode


Mondelinge vaardigheden NT2 voor analfabete beginners.

Er zijn 12 lessen uitgewerkt met als doel een eerste basiswoordenschat op te bouwen bij de echte beginners. Er wordt gebruik gemaakt van de Total Physical Response benadering: hoe meer zintuigen ingeschakeld worden bij het leerproces, hoe sneller iets aangeleerd en onthouden wordt.

Woord voor Woord is zeer geschikt om te gebruiken als je geen gemeenschappelijke taal met je taalmaatje hebt. In 12 lessen leert je taalmaatje een basis woordenschat. Daarna kun je verder gaan met SpreekTaal.

Aan de slag gaan met Woord voor Woord doe je zo:

Omdat analfabete taalmaatjes niet kunnen terugvallen op een geschreven vertaling in de eigen taal zijn zij volledig afhankelijk van hun eigen geheugen, de taalcoach of de omgeving voor de broodnodige herhaling. Bij Woord voor Woord zijn video's gemaakt die je taalmaatje zelf kan terug kijken waar en wanneer hij wil, om de geleerde woorden en zinnen nogmaals in herinnering te brengen. Omdat het video's zijn kunnen ze niet alleen het woord terug horen, maar ook terug zien.

Iedere les heeft een vaste opbouw volgens de Total Physical Response (TPR) methode.
Stap 1
Jij doet iets voor en vertelt wat je doet. Je taalmaatje kijkt en luistert alleen. Zo kan hij zich eerst concentreren op de betekenis van de woorden en zinnen, vertrouwd raken met de klanken, het ritme en de intonatie.

Stap 2
Jij gaat nu concrete opdrachten geven. Samen voer je de opdracht uit.
Als dat goed gaat, laat je je taalmaatje de opdracht alleen uitvoeren. Bied de woorden altijd directief aan. Dus 'Sta op', 'Geef de pen aan', 'Doe de potlood in de tas'. Zo worden de nieuwe woorden en zinnen verwerkt en ingeprent.

Stap 3
Vraag en Antwoord. Jij stelt vragen die gericht zijn op begrip - heeft je taalmaatje de woorden en zinnen begrepen? 'Zit ik onder de stoel?' 'Is de lamp aan of uit?' 'Drink ik kaas?' Antwoorden mogen kort zijn in het begin. Stimuleer zo snel mogelijk dat ze in hele zinnen antwoorden want zo oefenen ze alvast grammatica en woord volgorde.

Op bladzijde 8 van de docentenhandleiding staan een aantal nuttige didactische aanwijzingen zoals
  • Herhaal, herhaal, herhaal
  • Probeer vooral de woorden te gebruiken van de les (en niet meer dan die)
  • Gebruik zoveel mogelijk concrete voorwerpen. Als je iets tastbaars hebt, dan gebruik je een extra zintuig en versterk je daarmee het geheugen. Woorden horen, zien en voelen/ uitvoeren = 3 zintuigen.
Op bladzijde 10 en 11 van de docentenhandleiding worden een aantal oefeningen beschreven die je kunt doen om voor wat afwisseling te zorgen in de les zoals
  • Woorden tellen (hoeveel woorden hoor je in deze zin - spreek langzaam, dit is moeilijker dan je denkt)
  • Voor- en nazeggen van zinnen (over het dagelijks leven met gebruik van back-chaining*)
  • Wat doe ik? (jij doet iets voor, je taalmaatje zegt wat je doet. 'Jij zit, jij schrijft, jij pakt'.)
  • Lok een woord uit. Laat een woord weg in de zin - kan je taalmaatje die invullen?
  • 123 zo maak je een zin:  Je hebt 3 soorten kaartjes. Bijv. Blauwe kaartjes met een poppetje erop getekend. Dit staat voor 'de persoon'. Rode kaartjes met 'WW' er groot op geschreven. Dit staat voor 'werkwoord'. En een gele kaartjes met 2 stippen erop getekend. Dit staat voor 'de rest'. Nu ga je samen zinnen maken.
    Bijv. Mijn zoon (de persoon) komt (ww) thuis (de rest). Ik (persoon) ga (ww) naar de winkel (de rest).
    Je kunt ook beginnen met slechts 1 van deze kaartjes te veranderen. Bijv. Ik ga naar school, naar de winkel, naar vluchtelingenwerk, naar de keuken, naar vrienden etc. En als je maatje het door heeft verander je een ander kaartje. Bijv. Ik ga, loop, huppel, fiets, rij, wandel naar school. Etc.
    Door steeds de kaartjes te pakken wordt een basis zin heel inzichtelijk.
    Uiteraard breid je dat na een tijdje uit. Zo kun je ook een zin beginnen met dingen (teken een ding naast het poppetje op het blauwe kaartje). Bijv. De bal rolt over straat. 
  • Verwarring zaaien (doe of zeg het opzettelijk fout en laat je corrigeren)
  • Geef door! (voorwerpen pakken, benoemen, doorgeven. Ben je met z'n tweeën, laat de voorwerpen op een stapel leggen.)
  • Hakken en plakken Hier gaat het om beginnend lezen te oefenen, zoals de kinderen in groep 2/3 dit ook aangeboden krijgen. Je leert ze dus het klankenalfabet. Woorden worden eerst in klanken gehakt: h-ee-t, b-e-n etc. Daarna leer je ze de klanken achter elkaar te 'zingen' (dus in 1 adem te zeggen zodat het geen losse klanken meer zijn). Je plakt de klanken dus weer aan elkaar.
    Klankenalfabet: http://taalcoachingdrv.blogspot.nl/2015/06/leren-lezen-klanken-alfabet.html
    Dubbele klanken: http://taalcoachingdrv.blogspot.nl/2015/07/geheugensteun-duo-klinkers.html
    Klankbord: http://taalcoachingdrv.blogspot.nl/2015/07/klankbord.html

    Uiteraard kun je dit in een later stadium natuurlijk weer heel goed gebruiken bijv. om woorden in lettergrepen te hakken en daarna deze weer aan elkaar te plakken. Dan kom je op moeilijkheden zoals 'lo-pen' (waarom een 'o' terwijl je 'oo' hoort). Het is een hulpmiddel bij het lezen. Een lang woord behapbaarder maken. Bijv. Ge-fe-li-ci-teerd. Bo-ter-ham. Ta-fel-poot. Mis-schien. Na-tuur-lijk. 
  • Memory
*Back-chaining is dat je steeds begint met het laatste woord van een zin ipv het eerste woord. Daarna de laatste 2 woorden, de laatste 3 woorden etc. Omdat ze ook steeds de rest van de zin horen blijkt deze methode tot betere resultaten te leiden dan wanneer je een zin aanleert vanaf het begin met steeds een woordje erbij.

Nog even alle links op een rijtje:
De video's (youtube) (TIP: Je kunt deze downloaden en op usb zetten voor wie geen internet heeft, maar wel een TV met usb ingang. Of stuur een email.)
De woorden en zinnen van elke les (transcriptie video's)
Meer informatie over de TPR methodiek

Geen opmerkingen: