Oefen Woordvolgorde

Uitleg over woordvolgorde
Nog een andere site met duidelijke uitleg

Korte zinnen: wie/wat - werkwoord - rest van de zin.

Oefening 1: zet de onderdelen in de juiste volgorde.
naar de mark / ik / ga
loop / naar de winkel / ik
hij / naar zijn vriend / rijdt
elke avond / zij / rent
het kind / de bal / gooit
springt / de jongen / over de sloot
een boek / oma / leest
doet / mama / de afwas
de buurvrouw / in de tuin / werkt
geeft / de juf / les

Korte zinnen: werkwoord - wie/wat - rest van de zin.

Oefening 2

Maak van alle zinnen uit oefening 1 een vraag.

Langere zinnen

elke ochtend / eet / een boterham / de man
met zijn eten / het kind / elke avond / speelt
's avonds laat / loopt / tina / over straat
de kat / op de bank / de hele dag / slaapt
op de tafel / al weken / ligt / de pen
is / lief tegen kinderen / meestal / die
5 uur lang / de kaarsjes / elke avond / branden
op het aanrecht / staat / al dagen / de afwas
elke week / gaat / naar voetbal / tim
al een maand / de bal / ligt / in de sloot

Oefening 3
Zet de woorden in de volgorde : wie/wat - werkwoord - deel zin1 - deel zin2

Oefening 4
Zet nu de woorden in de volgorde : deel zin1 - werkwoord - wie/wat - deel zin2

Oefening 5
Maak van alle zinnen uit oefening 3 een vraag

Nog langere zinnen
Klik hier voor een pdf met 20 oefeningen die te maken hebben met woordvolgorde. Oefeningen 4 -8 zijn heel geschikt als opvolging van bovenstaande oefeningen.

Klik hier voor een online oefening met 20 zinnen die je in de juiste volgorde moet zetten. (De oefening 'Oefening 01' vind je rechts van de uitleg, boven 'Volgend hoofdstuk' en 'Terug naar overzicht'.)

Klik hier voor nog 8 online woordvolgorde oefeningen.

Klik hier voor een pdf met schrijfoefeningen, waaronder woordvolgorde en zinnen construeren.

Klik hier voor een mini taaltest over zinsbouw.

Een mini cursus van Meester Gijs over woordvolgorde, met allerlei oefeningen die direct online nagekeken worden.

Antwoorden van de oefening hierboven
Oefening 1
Ik ga naar de markt
Ik loop naar de winkel
Hij rijdt naar zijn vriend
Zij rent elke avond
Het kind gooit de bal
De jongen springt over de sloot
Oma leest een boek
Mama doet de afwas
De buurvrouw werkt in de tuin
De juf geeft les

Oefening 2
Ga ik naar de markt?
Loop ik naar de winkel?
Rijdt hij naar zijn vriend?
Rent zij elke avond?
Gooit het kind de bal?
Springt de jongen over de sloot?
Leest oma een boek?
Doet mama de afwas?
Werkt de buurvrouw in de tuin?
Geeft de juf les?

Oefening 3
De man eet elke ochtend een boterham
Het kind speelt elke avond met zijn eten
Tina loopt 's avonds laat over straat
De kat slaapt de hele dag op de bank
De pen ligt al weken op de tafel
Die hond is meestal lief tegen kinderen
De kaarsjes branden elke avond 5 uur lang
De afwas staat al dagen op het aanrecht
Tim gaat elke week naar voetbal
De bal ligt al een maand in de sloot

Oefening 4
Elke ochtend eet de man een boterham
Elke avond speelt het kind met zijn eten
's Avonds laat loopt Tina over straat
De hele dag slaapt de kat op de bank
Al weken ligt de pen op tafel
Meestal is die hond lief tegen kinderen
Elke avond branden de kaarsjes 5 uur lang
Al dagen staat de afwas op het aanrecht
Elke week gaat Tim naar voetbal
Al een maand ligt de bal in de sloot

Oefening 5
Eet de man elke ochtend een boterham?
Speelt het kind elke avond met zijn eten?
Loopt Tina 's avonds laat over straat?
Slaapt de kat de hele dag op de bank?
Ligt de pen al weken op tafel?
Is die hong meestal lief tegen kinderen?
Branden de kaarsjes elke avond 5 uur lang?
Staat de afwas al dagen op het aanrecht?
Gaat Tim elke week naar voetbal?
Ligt de bal al een maand in de sloot?




Geen opmerkingen: